Kortebaan draverijen
Een kortebaan draverij is een wedstrijd waarbij paarden, die voor een licht karretje (sulky) zijn gespannen, zo hard mogelijk draven. In de sulky zit de pikeur. De paarden draven in tweetallen beurtelings in de linker- en rechterbaan tegen elkaar over een recht stuk weg van ongeveer 300 meter. Het paard dat het eerst twee ritten wint, gaat door naar de volgende ronde (omloop). Voor het begin van elke omloop wedt het publiek welk paard zal winnen.
De ontwikkeling van de kortebaan draverij
In Nederland zijn het vooral de jaarmarkten geweest, die de wedstrijden in het harddraven gestimuleerd hebben. Herbergiers, rijke kooplieden en mensen van adel schreven wedstrijden uit waarbij de paarden telkens twee aan twee tegen elkaar draafden. In 1554 werd op de beroemde jaarmarkt van Valkenburg (Z-H) al gestreden om een zilveren zweep. Deze wedstrijden waren het begin van de kortebaan draverijen.
“Wedden dat mijn paard sneller is dan die van jou”. Zo is ook het wedden op paarden ontstaan dat met de drafsport is verbonden. Wanneer een paard succesvol bleek, deed de eigenaar vaker of zelfs “fulltime” aan draverijen mee. Zo veranderde een boerenpaard in een harddraver.
De kortebaan draverijen hebben zich verder ontwikkeld. Er zijn belangrijke technische verbeteringen doorgevoerd, maar de witte en rode vlag van de juryleden, daterend uit de 17e eeuw, zijn nog steeds in gebruik.
Tegenwoordig vormt een kortebaan draverij meestal het sluitstuk van een feestweek. Duizenden mensen omzomen het parcours en genieten van de spannende strijd tussen de twee paarden die elke rit aantreden. Het dorp leeft toe naar de spectaculaire afsluiting die de bezoekers het gevoel geeft een oude traditie te beleven.
Beoefenaars
De nu nog bestaande kortebanen zijn verenigd in de Bond van Harddraverijverenigingen en stichtingen (sinds 1931). De besturen van de kortebaanverenigingen organiseren de draverijen. De oudste nog bestaande kortebaan - Santpoort - dateert uit 1759. Andere beoefenaars en betrokkenen zijn de pikeurs, de trainers, de fokkers, eigenaren van harddravers en paardenliefhebbers.
Locaties
In 1894 werden in het westen en noorden van het land in totaal wel 209 kortebaan draverij gehouden. Het waren vooral de welgestelde landbouwers, kooplieden, rijke boeren en fabrikanten, die het zich konden veroorloven een harddraver te houden. Momenteel is de kortebaan in een brede strook langs de Noordzeekust erg populair.