De kaasdragers op de kaasmarkt bij de Waag op het Waagplein in Alkmaar zijn in de hele wereld bekend. Hun gekleurde strohoeden, witte kleding en de houten draagbaren (berries), dat beeld kent iedereen. Er zijn meer tradities.
De baas van het gilde is de kaasvader, herkenbaar aan een oranje hoed en een stok met zilveren greep. De kaasdragers hebben allemaal een strohoed in de kleur van de vier vemen, die elk weer worden geleid door een voorman, de overman. De veemkleuren zijn rood, geel, groen en blauw. De oudste kaasdrager in dienstjaren van elk veem van zes man, draagt een leren tas en heet de tasman. Hij zet bij het wegen de gewichten op de bascule en vroeger incasseerde hij het weeggeld. Het gildebestuur benoemt een provoost, ‘de beul’. Hij schrijft de namen van kaasdragers die te laat op de markt komen op het schandbord en int de daarbij behorende boete. Het bestuur benoemt ook een knecht, die verantwoordelijk is voor alle klusjes en de schoonmaak. Kaasdragers dragen witte kleding, een gekleurde strooien hoed en zwarte schoenen.
Kaasdragers hebben allemaal een bijnaam. Als er kaas van de berrie afrolt tijdens het lopen, roept de eerste kaasdrager van een ander veem die dat constateert heel hard: ‘UIL’, het enige toegestane scheldwoord. Mocht de kaasvader eens zijn hoed of stok vergeten, dan roepen de kaasdragers: ‘Vader, vader, u loopt naakt!’ Het geld van de boetes die te laat komende kaasdragers moeten betalen, gaat voor een deel naar een goed doel. Het resterende deel wordt bewaard voor Kruimelavond op vrijdag voor Kerstmis, wanneer de mannen bijeenkomen voor hun ‘beloning’. Die bestaat uit ‘loon’, twee gevulde koeken voor moeder de vrouw als dank voor het wit houden van de kleding en een wit brood met boter en een dikke plak kaas voor de kinderen.