De Afro-Surinaamse Aflegrituelen worden verricht door de afleggers/dienaren van de circa twintig Afro-Surinaamse aflegverenigingen in Nederland. De rituelen bestaan uit het verrichten van de laatste zorg en de bewassing van de overledene en het scheppen van een troostrijke atmosfeer met zang, dans en plengoffers. Er zijn openbare rituelen en rituelen die alleen met ingewijden, de afleggers of dienaren, worden gedeeld.
Vanaf het moment dat een aflegvereniging een melding krijgt van een overlijden, wordt er huisbezoek verricht door minimaal drie dienaren. Als het overlijden niet thuis heeft plaatsgevonden, gaan de dienaren naar die locatie toe. Alvorens met de laatste zorg te beginnen, maken de dienaren kennis met de familie, zij stellen zichzelf voor en zingen en bidden met de familie. Er wordt zowel in het Nederlands als in het Sranan Tongo gezongen. In sommige gevallen wordt de overledene thuis bewassen, dat wordt ‘voorwerk’ genoemd. Er zijn vrouwelijke dienaren die vrouwen bewassen en mannelijke dienaren die mannen bewassen. De zusters dragen altijd een speciale witte hoofddoek, angisa en de heren zijn in het wit gekleed met een medaille op de kleding gespeld.
In overleg met de uitvaartondernemer wordt vastgesteld op welke dag de formele bewassing plaatsvindt. De Afro-Surinaamse formele bewassing onderscheidt zich van de Nederlandse, omdat deze gepaard gaat met afscheidsrituelen en daarom langer duurt.
De avond vóór de uitvaart is er een rouwbijeenkomst bij de nabestaanden thuis, eveneens met zang, gebed en rituelen, zoals het maken van een altaar voor de overledene en de aanwezige geesten. Tijdens de afscheidsdienst de volgende dag zijn de dienaren ook aanwezig en meestal lopen zij mee in de route naar het graf. Er wordt gedanst en gezongen onder begeleiding van een externe ‘loopband’. Na de uitvaart zijn er rouwbijeenkomsten op de achtste dag, de veertigste dag en één jaar na het overlijden.