Een heerlijkheid is de middeleeuwse voorloper van de hedendaagse overheidsorganen zoals gemeenten. Ze waren in bezit waren van een heer, een particulier die daarmee recht op overheidsgezag bezat. Aan een heerlijkheid waren allerlei heerlijke rechten verbonden, waarvan er sommige tot op heden bestaan.
Zo worden in de heerlijkheidsgebieden van Baarsdorp en Sinoutskerke nog steeds schapen langs de dijken en bermen geweid, een gebruik dat grasetting heet. De schapen worden hiervoor periodiek naar een graasplek gebracht. Als de schapen de grond hebben afgegraasd, gaan ze naar het volgende stuk. Idealiter overnachten de schapen niet ter plaatse en worden de schapen van en naar de weideplek gebracht. De schapen worden daarvoor over de wegen gedreven, dit heet de schapendrift. De uitvoering van de schapendrift en de grasetting vereist zowel een goede omgang met schapen als ook de kennis over waar en wanneer de grond het best begraasd kan worden. In Baarsdorp en Sinoutskerke kiest men ervoor dit, in plaats van door een schaapherder, zo veel mogelijk door mensen uit de gemeenschap te laten doen.
In het gebied van de heerlijkheden worden ook bomen geplant, waaronder grenslindes. De laatste categorie bomen geeft de grenzen van de heerlijkheden aan. Voor de overige bomen is het, gezien de Zeeuwse kleigrond die steeds droger wordt, van belang dat de juiste soort wordt gekozen. Ook hiervoor is kennis nodig.
De bovengenoemde tradities worden uitgevoerd op grond van de oude zakelijke rechten van grasetting, schapendrift en het plantrecht die verbonden zijn aan de heerlijkheden van Baarsdorp en Sinoutskerke, een voor Zuid-Bevelanders zeer herkenbaar fenomeen. Voor de uitvoering van het erfgoed wordt een planning opgesteld waarna vrijwilligers worden betrokken bij de uitvoering. Deze vrijwilligers komen uit de gemeenschap die bestaat uit de dorpelingen van Baarsdorp en Sinoutskerke en uit mensen die zich bij het erfgoed betrokken voelen.