Schippers in de binnenvaart waren tot de 19e eeuw georganiseerd in schippersgilden. Van oudsher was de binnenvaart meestal een familiebedrijf. Het varen deden man en vrouw samen, eventueel met behulp van een matroos. In de huidige tijd neemt de bedrijfstijd toe en wordt er - zeker op de Rijn - met de voortgang der technische mogelijkheden steeds meer continu gevaren. (Bron: Wikipedia)
Schippers in de binnenvaart zijn varende ondernemers. De essentie van het schippers vak op de binnenvaart is het varend vervoeren van lading, inclusief het laden en lossen. Een schippersfamilie verenigt kennis en vaardigheden van meerdere ambachten en zaken. De schipper moet creatief en inventief zijn in het oplossen van problemen. Je hebt veel kennis nodig van oa, het schip, de vaarwegen, het weer, eigenschappen van de lading, diverse talen en het onderhoud van het schip.
Met de groei van de turfvaart in omvang en reikwijde, ging de vrouw meevaren en ontwikkelde zich in Nederland en in overig West-Europa het unieke gezinsleven aan boord. De vrouw hielp binnen haar krachten mee in het buitenwerk: het varen, aanmeren en losgooien van het schip, het stouwen en stuwen van de lading Dit schiep een aparte band. Enerzijds leefde de familie geïsoleerd en was er weinig contact met de wereld aan de wal. Anderzijds hadden de schipper en zijn familie door hun reizend bestaan een bredere blik op de maatschappij. Met de komst van de communicatiemiddelen is dit langzaam veranderd. Allereerst met het aan boord kunnen bellen via een marifoon met de wal via radio Scheveningen of radio Koblenz. Met de komst van de handy’s en vooral met de komst van internet aan boord, is het gezinsleven aan boord volkomen geïntegreerd met de maatschappij.
Het meest in het oog springend is de verstrengeling van het gezinsleven aan boord van een schip met het werken aan boord. Dit heeft het gemeen met het boerenbedrijf, maar terwijl een boerderij een vaste plek aan de wal met buren om zich heen, staat het leven aan boord op zichzelf.
Het onderwijs aan boord is een verhaal apart. De kinderen bleven aan boord. Met de komst van de algemene leerplicht voor 6 tot 13-jarigen in 1898 was er een uitzondering voor kinderen van ouders zonder vaste woon- of verblijfplaats. Indien het laden of lossen meerdere dagen duurde, gingen de kinderen naar de plaatselijke school. Ze kregen huiswerk mee en z.g. vorderingsboekjes. Later is het “ligplaatsonderwijs” professioneler geworden. Financieel kwam er hulp met de oprichting van z.g. schoolfondsen. Soms gingen kinderen bij familie, of bij anderen in de kost. Later kwamen en kostscholen en zelfs speciale schippersinternaten. Pas in 1966 kwam de leerplichtwet voor schipperskinderen. Wat inhield, dat de overheid meebetaalde aan het onderwijs. Kon het toen voorkomen, dat kinderen weken, zelfs maandenlang hun ouders niet zagen, met de komst van de auto en de autokraan worden de meeste kinderen elke week opgehaald en zijn ze het weekend aan boord. Het verblijf op een internaat maakten de schipperskinderen vroeg zelfstandig.
Het sociale leven is een wezenlijk facet van het schippersleven: het gevoel van zelfstandigheid en vrijheid onderweg. Het gevoel van overal thuis zijn. Zodra schepen bij elkaar lagen ging met buurten met elkaar in de wetenschap, dat de mogelijkheid van beperkte duur is en met elkaar daarna voor langere tijd niet meer zal zien.
Verjaardagen en feestdagen werden daar gevierd waar het schip lag en met de aanwezige buren, al dan niet toevallig bij elkaar liggend. In de zomer werd er naast het schip in de haven of op stroom gezwommen. Men vierde de kerstdagen en oud en nieuw in Duitsland, in België, Frankrijk, naast een hoge muur in het stof van een haven, alleen, of met een hele groep samen ten anker op stroom. Vermaard zijn de zelf georganiseerde feesten in het laadruim van een schip, waar schippersjongeren met elkaar van de muziek genoten, dronken en dansten.
Een ander facet is het ontbreken van zekerheid. De schipper en zijn familie dient er op bedacht te zijn, dat op het laatste moment de situatie kan veranderen (er is een reis, er moet NU worden gevaren, geladen, of gelost) De planning moet worden omgegooid, en men kan toch niet naar een verjaardag, of een feestje.
De binnenvaart heeft nog altijd een groot aandeel in de transportsector. Echter zowel het ambacht als de cultuur van de binnenvaart ontwikkelt zich door. Met de continuvaart verandert het gezinsvaart. Het buurten onderweg is afgenomen. Meer families hebben een woning aan de wal. Met een woning aan de wal krijgen de kinderen minder mee van het schippersleven. Het varen is niet meer het middelpunt van het gezinsleven. De vanzelfsprekendheid, dat de kinderen gaan varen, is ook door de toegenomen onderwijs kansen en mogelijkheden afgenomen.