Van mei tot oktober wordt op zondagmiddag de poppenkast op Dam in Amsterdam bespeeld door een poppenspeler en een assistent. De poppenspeler werkt volledig op het gehoor hij doet alle stemmen, karakters en bewegingen van de poppen. Omdat de poppenspeler niets kan zien let de assistent buiten de poppenkast opdie tevens met met een mansbakje een kleine vergoeding aan het publiek vraagt.
Er zijn zeven vaste figuren in de poppenkast op de Dam maar er worden soms ook nieuwe figuren voor speciale gelegenheden of actualiteiten gemaakt. De hoofdpersonen uit het klassieke verhaal zijn: Jan Klaassen, Katrijn, de baby, de Generaal, de Dood van Pierlala en de Boef. Er zijn ook een aantal bijfiguren zoals de huisbaas, de agent de burgemeester en de voddenman en de krokodil die de duivel symboliseert. Een pop die nog maar zelden gebruikt wordt is de Beul. Elke poppenspeler maakt zijn eigen poppen.
Attributen die gebruikt worden zijn de klapstok die voor een slapstick element zorgt en varianten daarop zoals een bezem, pan, deegroller.
Het spel wordt hoofdzakelijk voor kinderen gespeeld maar bij speciale gelegenheden ook voor een publiek van volwassenen.