Het proces van olieslaan begint met grondstoffen als vlaszaad, lijnzaad of noten, en met een oliemolen die in beweging komt. Wordt de molen door wind aangedreven, dan draait de molenaar deze aan, betreft het een watermolen dan doet de olieslager dat zelf. Hiermee komen twee grote ronde stenen in de molen, de kantstenen, in beweging die over een metalen plateau rollen. Daaronder maalt de olieslager de gekozen grondstof fijn totdat er meel over blijft. Dit meel wordt op een verwarmde plaat tot ongeveer 50 graden opgewarmd en rond gemixt. Door de warmte kan de olie uit het meel vrijkomen. Het warme meel wordt vervolgens in zakken gestort die tussen persmatten worden geplaatst en op deze volle zakken oefent men druk uit met behulp van heipalen en wiggen. Zo komt er olie tevoorschijn en kan deze worden opgevangen. In de uitgeperste zakken blijft het restproduct over: de ‘koeken’. Deze worden ofwel direct gedroogd tot veevoer, of ze worden opnieuw tot meel gestampt en geperst. Ook hier is het eindproduct een koek.
Olieslaan in een water- of windmolen is een duurzaam ambacht. De olie en restproducten worden op vrijwel energie neutrale wijze geproduceerd en er blijft geen afval over.
De olie is inzetbaar als basis voor zeep en verf. Innovatieve producten die uit de olie voortkomen zijn natuleum, een milieuvriendelijk carboleum, en hardhoutolie. Sommige molens filteren de lijnolie dusdanig dat deze ook voor menselijke consumptie geschikt is.