De Poaskearls (de paaskerels) zijn katholieke vrijgezelle mannen van rond de twintig jaar. Op de eerste zondag van de Vasten beginnen zij met de voorbereidingen van het paasfeest. Ze benaderen twee geschikte kandidaten om Poaskearl te worden. Met Pasen zijn er altijd acht Poaskearls die herkenbaar zijn aan hun lange beige regenjas, zwarte broek en hoed. Men is maximaal vier jaar Poaskearl. Trouwen is er in die tijd niet bij, verkering mag.
Ten behoeve van het aanleggen van het paasvuur vragen de Poaskearls al aan het begin van de Vasten op vaste adressen om medewerking voor hout, stro en petroleum. Ze regelen ook de paaswei, waar de houtstapel gebouwd kan worden en het grote paasvuur op eerste paasdag ontstoken kan worden. Op Goede Vrijdag worden de twee nieuwe Poaskearls voorgesteld. Op paaszaterdag kondigt de stadsomroeper om 12 uur 's middags het paasfeest aan, wordt hout gehaald en het paasvuur opgebouwd (boaken). Op eerste paasdag rond 17.00 uur komen de Poaskearls om hand in hand rondom de boaken lopen.
Het zogenoemde vlöggeln begint hiermee. Met de Poaskearls voorop trekt dan een lange slinger van mensen hand in hand al zingend door de straten van het stadje. De eerste, oudste Poaskearl rookt daarbij traditiegetrouw een sigaar. Aan het einde van de tocht worden de kinderen driemaal opgetild, waarbij telkens ‘hoera’ wordt geroepen. Dit optillen symboliseert de verrijzenis van Jezus Christus. Om 20.30 uur wordt het paasvuur door de Poaskearls aangestoken. Tweede paasdag wordt het ritueel van de rondgang en het vlöggeln herhaald.