Water is ‘thuis’ voor waterbewoners. In Nederland drijven er zo’n 12.000 woonboten in landschappen en in en rondom havensteden. Er is de woonark met betonnen, stalen of kunststof bak, waarin veruit de meesten wonen, er is de schark, een romp van een varend schip met opbouw waarin gewoond wordt, en er zijn varende woonschepen. Van oudsher hebben de meeste woonschepen een houtskelet bouw.
Creatief met ruimte omgaan is een vereiste wegens het kleine woonoppervlakte, en veel schepen hebben een eigen stroom- en watervoorziening. Sommige waterbewoners wonen in varende historische schepen en onderhouden deze ook. Zij hebben hiervoor kennis nodig van ambachten zoals klinken, staaldraad splitsen, huidgangen krom branden en lijnen splitsen. Het kunnen varen met hun thuis geeft voor hen een extra dimensie aan het waterwonen.
Naast dat het een manier van huisvesting is, is waterwonen een manier van leven. De basisvoorzieningen vragen om meer inzet. Het is zaak om te blijven drijven, als het stormt moeten de kabels en landvasten in de gaten gehouden worden en de energievoorziening moet ’s winters vorstvrij gehouden worden. Het leven op water vraagt om zelfredzaamheid, creativiteit en improvisatievermogen. Waterbewoners moeten kunnen omgaan met de elementen, verschillende seizoenen en het wisselend waterpeil, maar ze genieten bovenal van het water zo dichtbij. Water is voor velen van hen ‘een eerste levensbehoefte’. Het uitzicht op het water is rustgevend en het bijzondere weerkaatsende licht is een prachtig schouwspel.
Binding met watersporten en de beroepsvaart speelt ook een rol. Wie in een schippers- of vissersfamilie opgroeit heeft van jongs af aan kennis van water, weer en wind. De kreet “niets in het water gooien!” is een bekende uitroep, en het milieubewustzijn is groot. Het water delen met andere waterbewoners zoals eenden, watervogels etc. zorgt voor verbinding met de natuur en de wens om er zorg voor te dragen.