De midwinterhoorn wordt op ambachtelijke wijze gemaakt uit een natuurlijk gegroeide tak of stam. Hij bestaat uit twee uitgeholde delen van één stam met een lengte van ca. 120 tot 150 centimeter die overlangs luchtdicht zijn afgesloten, met een verloop van minder dan polsdikte naar zo wijd dat er een vuist in de “beker” kan, bij voorkeur met een kromming, zoals ontstaan is bij de groei van de stam. De happe, een rond en hol conisch pijpje, vormt het losse mondstuk van de midwinterhoorn.
Het bouwen van een midwinterhoorn verloopt in 7 fasen: kappen of zagen van hout; drogen van de stam of de verse stam meteen bewerken; de stam in tweeën zagen en het (hap)gat boren; het uithollen van elke helft tot een dikte van 7-9 mm. met een houten hamer of fleshamer en een vermetguts; de binnenkant verder afwerken tot de wand van beide helften even dik is en de binnenzijde mooi glad; als het hout voldoende droog is, worden beide helften met watervaste houtlijm gelijmd en één dag gedroogd; de happe wordt gemaakt van vlier.
Aan het eind van het proces is vers hout nog nat. De hoornhelften zitten als er niet aan gewerkt wordt, in slangklemmen die goed aangedraaid worden. De hoorn moet nog goed drogen (een week of meer). Ook bij het werken met droog hout zet je de helften met klemmen steeds aan elkaar (tegen mogelijk scheeftrekken van de helften).